woensdag 21 september 2011

Flaneur du mal (De Slenteraar)

Terwijl ze daar lag op haar rug in het bed,
dat nimmer van hen zou zijn,
vervloekte ze haar ogen.

Zij, die hem hadden opgeslagen in de grijze massa,
voorziend dat hij zou doordringen,
hadden gretig toegelaten aanschouwd te worden.

Nog maar half in slaap gedompeld,
hief zij haar beide handen op, haar gezicht dekkend
als zijnde verslagen in een veldslag, door bedrog.

De prikkelingen lieten het vergeten niet toe,
het beeld der herinneringen schel en schuw,
deed haar klauwen rollen naar de holtes en greep,
ontledend zich de ogen, zich ontnemend het zicht.


Serpil Karisli